“Je blijft nieuwe woorden inzetten om de woordenschat uit te breiden”

“De mensen uit de omgeving van de cliënt gaan zelf aan de slag met de activiteiten die we samen opzetten” zegt Christien Ploum. Zij vertelt hoe Milo de taalontwikkeling stimuleert van kinderen met communicatief meervoudige beperkingen.     

Christien is logopedist en als OC-behandelaar verbonden aan Stichting Milo. Zij bezoekt het sociale netwerk van een cliënt en maakt hen wegwijs in passende communicatiemiddelen.

 “Ik leg niet alleen uit wat een woordnetwerk is, maar ook hoe je een woordnetwerk inzet en hoe de communicatiepartner kan ingaan op de initiatieven die het kind toont. Door activiteiten te ondernemen ontstaan er associaties tussen kernwoorden en doelwoorden. Door al deze activiteiten doet het kind nieuwe ervaringen op en blijft de woordenschat groeien.”

 

Hoe schat je in welke woorden een kind kan gebruiken of juist nog moet leren?
"Allereerst ga ik met de ouders in gesprek en vullen we samen een woordenlijst in. Dit proces bestaat uit zes stappen*. Hieruit komen begrippen die een kind actief gebruikt, begrippen die begrepen worden en begrippen die niet begrepen worden. Uit de begrippen die actief worden gebruikt, kies je een aantal kernwoorden en daaromheen vorm je per kernwoord vier doelwoorden. Deze doelwoorden gebruikt het kind nog niet actief (maar begrijpt het wel). Daarnaast hebben ze een relatie met het kernwoord.

Het doel is dat het kind doelwoorden actief gaat leren inzetten. Wanneer de gekozen doelwoorden actief gebruikt worden, vormen dit de nieuwe kernwoorden en vervolgens zoek je hier opnieuw doelwoorden bij. Zo blijf je steeds nieuwe woorden inzetten en gebruiken om de woordenschat stap voor stap uit te breiden. Neem bijvoorbeeld het woord ‘mama’ als kernwoord. Als je hier een activiteit als haren stylen om organiseert en als één van de doelwoorden ‘haar’ aan toevoegt en het kind het woord ‘haar’ actief gebruikt, kun je hieromheen weer vier doelwoorden toevoegen zoals: kammen, borstel, elastiek, maar ook het woord ‘mooi’ kan hieraan toegevoegd worden."

Taalactiviteitenkaart Haren Stylen

 

Waar houd je rekening mee als je een pagina op een spraakcomputer maakt rondom een bepaalde activiteit?

“Als ik een pagina maak, wil ik weten welke associaties het kind heeft met de activiteit of met de kernwoorden en hoeveel woorden een kind ongeveer beheerst. Daarnaast probeer ik pagina’s zo overzichtelijk mogelijk te maken. Naarmate je een kind leert kennen, zie je ook steeds beter wat er bij een kind past. Als je bijvoorbeeld een video start in het OC-hulpmiddel, kan het kind - of ik - zelf het beeld stopzetten om hier samen over te communiceren, in het OC-hulpmiddel of met behulp van een takkaart. Je wijst in het hulpmiddel de doel- en kernwoorden aan en gebruikt deze begrippen in je mondelinge communicatie zodat het kind leert de associatie te maken. Zo probeer je steeds meer woorden te introduceren.”

“Tijdens het behandelproces zetten we het netwerk aan het werk”

Wat is de rol van het sociale netwerk van een cliënt bij het werken met begrippen/woordnetwerken?
“Voor het netwerk is het belangrijk dat ze weten wat een woordnetwerk is en dat een woordnetwerk niet alleen bestaat uit zelfstandige naamwoorden of werkwoorden. Ze moeten weten dat er meer bij hoort, zoals het beschrijven van gevoelens en emoties bij activiteiten of andere woorden zoals voorzetsels en bijvoeglijke naamwoorden. Het netwerk zetten we aan het werk tijdens het behandelproces; van ouders tot kinderdagverblijven, opa’s en oma’s tot logeergezinnen. Het ligt er maar net aan waar het kind zich vaak bevindt. Één van mijn rollen is om het netwerk te helpen activiteiten te verzinnen en uit te laten voeren, ze eventueel voor te doen en daarna te coachen hoe men dit zelf kan doen. Maar ook laten zien hoe het netwerk kan ingaan op de initiatieven die het kind toont. Zo kunnen ze samen met het kind ervaringen opdoen door activiteiten te ondernemen waarin er associaties ontstaan tussen de kernwoorden en de doelwoorden. Zo doet het kind nieuwe ervaringen op. Deze ervaringen (bv film of foto’s) krijgen een plek in het OC-hulpmiddel, in de spraakcomputer of de taalactiviteitenkaart (TAK). Op deze manier blijft de woordenschat zowel actief als passief groeien.”

 “Ik trek me terug als ze verder kunnen zonder mij”

Wat heb je nodig om een woordnetwerk voor een cliënt te maken?

“Om heel praktisch te beginnen: kennis van de 6 stappen voor het maken van een woordnetwerk en het oefenen in het maken van woordnetwerken. Het kunnen omzetten van woorden in activiteiten en die toepassen in de communicatiehulpmiddelen, zoals de taalactiviteitenkaart, de spraakcomputer of de iPad. Daarnaast observeer je het kind en kijk je naar wat belangrijk is voor het kind. Je moet je kunnen inleven, je dingen kunnen verbeelden en vooruitdenken. Als een activiteit als te moeilijk wordt ervaren dan ga je op zoek naar een andere activiteit die wel past. Uiteindelijk moet je dit allemaal zien over te brengen aan het netwerk zodat zij de tools en vaardigheden hebben om ermee verder te gaan. Uiteindelijk trek ik me terug als zij verder kunnen zonder mij.”

* Een woordnetwerk maken in zes stappen

1 . Inventariseer de woorden die een kind actief gebruikt en inventariseer daarnaast de woorden/begrippen die het kind alleen passief begrijpt en nog niet zelf gebruikt.

 

2. Wat zijn de interesses en ervarings-, belevingswereld van een kind, uit welke boeken wordt er voorgelezen, welke speeltjes en TV-programma’s interesseren hem/haar? Welke activiteiten kunnen het kind boeien en kunnen we koppelen aan het thema ‘Ik en mijn familie’?

 

3. Selecteer nu twee kernwoorden/begrippen die het kind actief gebruikt en zoek vanuit het passief begrepen lexicon vier begrippen die bij deze kernwoorden/begrippen passen of vrij associërend te koppelen zijn. Dat worden dan de doelwoorden die het kind actief moet gaan leren gebruiken. Zo ontstaat er een mini-netwerk van bij elkaar horende begrippen.

4. Bedenk nu voor elk van deze relaties activiteiten.

5. Plan in wanneer je deze activiteiten met een kind doet.

6. Evalueer of het kind een begrip actief beheerst. Zo ja, dan kan een nieuw begrip aan het woordnetwerk worden toegevoegd met een bijpassende activiteit.

Gerelateerde Berichten