‘Ieder mens heeft recht op communicatie’

In het juninummer van Vakblad Sociaal Werk vertelt Erik Tavenier wat hij als regionale case coördinator van Milo doet voor mensen met communicatieve beperkingen die aangewezen zijn op andere vormen van (ondersteunde) communicatie.

 

Erik Tavenier van Stichting Milo werkt samen met het sociaal werk

Stichting Milo biedt landelijk extramurale zorg aan mensen met communicatief meervoudige beperkingen. De stichting is opgericht in 2011 door Prof. Dr. Hans van Balkom, hoogleraar Ondersteunde Communicatie aan de Radboud Universiteit. Kennis van ondersteunende communicatiemiddelen en hoe deze in te zetten bij cliënten die niet of nauwelijks kunnen spreken is een belangrijke kerncompetentie.

Hoe ben je bij Milo terecht gekomen?

‘In 1990 ben ik afgestudeerd als maatschappelijk werker. Ik ben drie jaar werkzaam geweest in een verpleeghuis en daarna heb ik ruim twintig jaar gewerkt bij Bartimeus, een organisatie die zorg en dienstverlening biedt aan mensen met een visuele beperking. Toen het maatschappelijk werk voor mij daar uitgroeide tot een managementfunctie ging ik in de loop van de tijd het contact met de cliënt steeds meer missen. In 2015 heb ik ontslag genomen bij Bartimeus en kwam ik al snel bij Milo terecht. Daar kan ik die beide taken van vroeger combineren. Als regionaal casecoördinator werk ik in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe. Ik ben  vanaf de aanmelding van de cliënt tot het afsluiten van het behandeltraject in contact met het kind en zijn ouders en ook met onze OC-behandelaars, ondersteunende communicatie-behandelaars.’

Dit werk verschilt met je vorige baan maar sluit tegelijk ook weer aan.

‘In mijn vorige baan hadden de cliënten een visuele beperking. Nu gaat het om communicatieve beperkingen zoals niet of nauwelijks kunnen spreken en aangewezen zijn op andere vormen van (ondersteunde) communicatie. Mensen communiceren altijd, maar je moet het wel zien. Wij zoeken naar uitingsmogelijkheden van de cliënt en naar ondersteunende hulpmiddelen die de cliënt toch een ‘stem’ kunnen geven. Vroeger was het vrij gewoon dat cliënten met deze beperkingen in de 24-uurszorg werden opgenomen, soms een leven lang. Nu blijven ze zo lang mogelijk thuis bij hun ouders wonen. Wij bieden behandeling aan cliënten in hun woon- en leefomgeving. We zetten onze kennis en kunde in om de cliënt en diens omgeving te helpen op het gebied van ondersteunde communicatie. Denk aan gebaren, pictogrammen of een spraakcomputer’.

Wat is de taak van een regionale casecoördinator?

‘Samen met de behandelcoördinator vorm ik een tandem. In principe melden ouders zelf hun kind bij Milo aan. We maken na kennismaking met het kind en de ouders een Communicatie Competentie Profiel (CCP). Ik zorg voor de procesmatige kant van het proces om de hulpvraag te beantwoorden en de behandel coördinator richt zich op de inhoudelijke kant. Wij werken samen met OC-behandelaars die ieder hun eigen specialisme hebben. Dat zijn bijvoorbeeld logopedisten, ergotherapeuten en psychologen. Bij de aanmelding hebben ouders al diverse formulieren ingevuld, is al gecheckt of de zorg gefinancierd kan worden vanuit de Wlz of de Zorgverzekeringswet. Voor Milo start dan het observatie- en diagnostiektraject. Dit duurt maximaal drie maanden. We maken een profiel op basis van tien domeinen op communicatiegebied waarin de beperkingen en de vaardigheden van de cliënt en zijn omgeving in kaart gebracht zijn. We brengen een advies aan de ouders uit en geven de richting van de behandeling aan. Wat kunnen wij voor uw kind doen en hoe kunnen we de communicatie bevorderen? Ouders besluiten dan of ze voor de behandeling en het vervolgtraject kiezen. Het Communicatie Competentie Profiel wordt dan vastgesteld en op een poster gedrukt.’

En in het vervolgtraject richt je je op andere taken?

‘We zoeken dan OC-behandelaars uit de regio die de vraag van het kind en de ouders oppakken. Het wordt een team op maat en dat gaat naar de klant toe. Dat ambulante werk is handig en praktisch en het levert veel informatie op. Een kind wordt ook altijd behandeld in intensieve samenwerking met de omgeving. Als de omgeving niet meedoet, dan komt de communicatie niet op gang. 

In het begin heb ik regelmatig contact met ouders. Het is dan belangrijk om te weten hoe het thuis loopt, of de doelen en de planning duidelijk zijn. We kunnen in die fase de aanpak nog bijstellen. Daarna coördineer ik het proces meer op afstand, maar ik blijf tot het einde van het traject het aanspreekpunt voor ouders. Het CCP-traject duurt drie maanden en de behandeling maximaal acht maanden. Na een jaar sluiten we meestal het traject af. In mijn regio, Noord Nederland lopen er nu vijftien trajecten.’

Wie werken er bij Milo?

‘De vijf regionale casecoördinatoren en in elke regio een of twee behandelcoördinatoren – orthopedagogen en psychologen – zijn in vaste dienst. De OC-behandelaars werken op zzp-basis en krijgen vanuit onze organisatie scholing en training over onze specifieke behandelmethoden. Op deze manier kunnen zij flexibel en lokaal ingezet worden. We zijn een jonge organisatie die sterk groeit en zo kunnen wij iedere cliënt op maat van dienst zijn.’

Stichting Milo

Financiering van de behandelingen van Milo vindt plaats vanuit de Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet (ZvW). De bekostiging vanuit de ZvW is mogelijk voor cliënten tot 23 jaar. Daarom wordt de zorg nu voornamelijk verleend aan kinderen en jong volwassenen. Op dit moment zijn ongeveer honderd kinderen in behandeling. Het hoofdkantoor is gevestigd in Schijndel, Noord- Brabant. Ongeveer achttien mensen werken in vaste dienst. Daarnaast beschikt Milo over een landelijk netwerk van ruim zestig zelfstandig gevestigde vakspecialisten die als OC-behandelaar zijn verbonden aan Milo.

Zijn er sociale professionals in het team?

‘Als ik de definitie van sociale professionals breed oppak, dan wel. Als je specifiek maatschappelijk werkers bedoelt dan valt dat mee. De behandelaars noemen we ondersteunende communicatiebehandelaars. En daar zijn veel sociale professionals bij. Denk aan sociaal pedagogische hulpverleners, speltherapeuten en paramedici. Sommige collega’s combineren hun werk als zzp’er in het gezin met een eigen praktijk of een tweede baan. Ze zijn dan leerkracht op een school voor bijzonder onderwijs of werken op een kinderdagcentrum. In mijn vorige baan waren maatschappelijk werkers van MEE of van andere organisaties altijd mijn directe contactpersonen. Dat is nu niet meer zo. Ik heb wel te maken met de sociale professionals in de omgeving van het kind. Dat zijn de mensen van Teams integrale vroeghulp, het kinderdagcentrum, revalidatiecentrum, kindergeneeskunde in het ziekenhuis en consultatiebureaus. Of pgb’ers die bij het kind thuis komen.

En wat zijn je plannen voor de toekomst?

‘Ik zie het als een uitdaging om als regionale casecoördinator de verbindende schakel te vormen tussen enerzijds de vraag van cliënten en anderzijds de behandelaars die deze vraag beantwoorden. Daarnaast is er in een jonge organisatie veel te doen. De kwaliteit van dienstverlening verder ontwikkelen of de financiering van deze zorg, die nu beperkt is tot 23 jaar, uitbreiden voor volwassen cliënten bijvoorbeeld. En aan de naamsbekendheid van Milo in Noord Nederland moet nog veel gedaan worden. Ik ben op zoek naar behandelaars en leg contact met allerlei potentiële verwijzers. Daar ben ik de komende tijd druk mee!’

Gerelateerde Berichten