Hoe leer je iemand OC te gebruiken: modelleren, modelleren en modelleren

De weg naar een nieuwe taal

Hoe leer je het beste een nieuwe taal?

Door naar het land te gaan waar de taal gesproken wordt, door bij mensen te zijn die deze taal veel gebruiken waardoor je die taal de gehele dag om je heen hoort.

Taal leren van je omgeving: modelleren

Ook al weten ouders dat hun (pasgeboren) baby gesproken taal nog niet begrijpt, zij praten de hele dag door tegen hun baby.
We praten veel tegen hele jonge kinderen en in elke situatie wordt gesproken taal aangeboden: bij het drinken, bij het verschonen, bij het in bad doen etc. Maanden én duizenden voorbeelden van gesproken taal later, beginnen de kinderen dit te imiteren en rond het eerste levensjaar komen de eerste woordjes. De normale taalontwikkeling wordt voortgestuwd door communicatie en de vele duizenden voorbeelden die een kind krijgt van anderen. Niet alleen van hun ouders, maar van andere kinderen, van medewerkers in de kinderopvang, van opa’s en oma’s etc.. Iedereen is een model voor het kind om te leren hoe taal gebruikt wordt en hoe te communiceren.
Taal, en hoe dit in te zetten in de communicatie, leer je dus van je omgeving. Dit geldt óók voor mensen met een communicatieve meervoudige beperking (CMB). Zij leren communiceren met een communicatiehulpmiddel, met een pictokaart of andere vormen van OC doordat de communicatiepartners om hen heen ook OC gebruiken in de communicatie naar hen toe. Leren communiceren met bijvoorbeeld symbolen is eigenlijk niets anders dan het leren van een nieuwe taal. We kunnen dan ook niet verwachten dat mensen met CMB gelijk vanaf het begin hun OC-middel gaan gebruiken, of dat ze na enkele therapiesessies of voorbeelden dit gaan doen. Hun omgeving moet ook ‘OC gaan spreken’ en dat de hele dag door. Dit om hen dezelfde ervaringen en voorbeelden te geven en zo hun taal en communicatieve vaardigheden te leren, zoals dat bij zich normaal ontwikkelende kinderen ook zo veelvuldig gebeurt.
Alleen wanneer de omgeving van het kind of de jongeren met communicatieve meervoudige beperkingen ook veel OC gebruikt, is er kans van slagen van OC. Dit gebruiken van OC door communicatiepartners noemen we modelleren.

Zie het leren communiceren met ondersteunde communicatie eens als het leren van een nieuwe taal. Als je per dag maar 15 minuten Frans leert, zal het jaren duren voordat je er vloeiend in bent, als je dat al wordt. Dit geldt ook voor OC: door maar op een beperkt deel van de dag, of in de week, te zien hoe OC gebruikt wordt, kan het jaren duren voordat het kind of de jongere het pas zelf gaat gebruiken. Zonder voorbeelden zal het niet opeens vanuit het niets OC gaan gebruiken.
Om een taal te leren, moet je omgeven worden door die taal, je moet er als het ware in ondergedompeld worden. Zich normaal ontwikkelende jonge kinderen leren Nederlands te spreken, omdat er door iedereen tegen ze gesproken wordt; dove kinderen leren gebarentaal omdat mensen om hen heen dat gebruiken.

Gericht werken aan taal- en communicatievaardigheden

Nog even ter vergelijking: zich normaal ontwikkelende, sprekende kinderen horen per uur zo’n 1250 woorden, terwijl kinderen met communicatieve problemen per uur gemiddeld maar 16-240 symbolen gemodelleerd kregen via hun OC-middel (Sennott, Light, & McNaughton, 2016). Erg belangrijk om te vermelden is dat dit aantal gevonden werd in een studie waarin specifieke training was geboden aan communicatiepartners om hun taalaanbod ook in OC-vorm aan het kind aan te bieden. In werkelijkheid zal het aantal symbolen dat een kind gebruikt ziet worden door zijn omgeving dan ook nog (vele malen) lager liggen. Interventies die gericht zijn op het modelleren van OC-vormen leiden tot goede resultaten (voor een overzicht zie bijvoorbeeld de review van Sennott et al., 2016). Zij beschrijven dat modelleren bij kinderen met CMB al binnen ongeveer 10 sessies leidde tot het nemen van meer communicatieve beurten, groei in taalbegrip en expressieve taalvaardigheden, groei in het aantal gebruikte meerwoordzinnen en de morfologie. Deze resultaten zijn behaald in therapiesessies. Therapiesessies zijn natuurlijk van belang, omdat er gericht gewerkt kan worden aan de taal- en communicatievaardigheden van het kind. Het is daarnaast cruciaal om te modelleren en communicatie uit te lokken in de alledaagse omgeving en door zoveel mogelijk verschillende communicatiepartners (Light, 1989; Williams, Krezman, & McNaugthon, 2008; Robinson & Soto, 2013).

Modelleren houdt in dat je één of meerdere woorden in je gesproken zin ondersteunt met een symbool of een gebaar. Modelleren houdt ook in dat je laat zien en uitlegt waar op het OC-systeem een woord te vinden is. Het gaat dus zowel om het ondersteunen van de eigen taal, als om het leren gebruiken van het OC-systeem door het kind.

De ‘nieuwe taal’ actief gebruiken

Hoe meer mensen rond het kind de ‘nieuwe taal’ actief gebruiken en hoe meer dat in verschillende contexten gebeurt – thuis, op school, op het kinderdagcentrum, bij opa en oma, etc. -, hoe meer voorbeelden en dus taalmodellen het kind krijgt. Hoe meer voorbeelden, hoe sneller en hoe beter het kind OC-gebruik oppikt. Het zijn bij het (gaan) gebruiken van OC dus in de eerste plaats de ouders, professionals en andere belangrijke communicatiepartners die communicatiekaarten, de spraakcomputer, losse picto’s of foto’s, voorwerpen en/of ondersteunende gebaren hanteren om iets te vertellen, instructies te geven, iets te vragen. De communicatiepartners ondersteunen hun eigen gesproken taal voortdurend met OC. Maar blijf dus vooral ook wél praten.

Assistiveware beschrijft mooi hoe te modelleren, hoe te beginnen met modelleren, en geven een belangrijke DO en DON’T . Een belangrijke DO in het modelleren: gebruik zoveel mogelijk kernwoorden tijdens het modelleren. Een belangrijke DON’T in het modelleren: het modelleren van altijd grammaticaal correcte zinnen. Kinderen leren immers eerst communiceren en het gebruiken van kernwoorden, voordat ze de grammatica goed leren beheersen. Zo gaat dat ook bij jonge zich normaal ontwikkelende kinderen. We voegen daar graag nog een belangrijke DO aan toe: verwacht zeker in het begin nog bijzonder weinig van het gebruik van OC door het kind zelf. Leg de verwachting bij uzelf en bij andere belangrijke communicatiepartners. Pasgeboren kinderen doen er ook gemiddeld 12 maanden over voor ze hun eerste woordjes beginnen te spreken. We mogen van een OC-gebruiker niet verwachten dat hij al na een paar weken deze ‘nieuwe taal’ actief gaat inzetten. Voor sommigen is dit zeker mogelijk (!) , er zijn immers veel gradaties in communicatieve beperkingen, maar voor anderen zeker niet. Naast veel modelleren is geduld en doorzettingsvermogen dan ook erg belangrijk.

Wilt u meer weten over kernwoorden? Lees dan mijn eerste blog Kernwoorden

Wilt u weten of Stichting Milo iets voor u kan betekenen? Stel uw vraag via ons contactformulier. Wij bellen of mailen u dan.

Aanvullende informatie