Interactief voorlezen is elkaar verhalen vertellen

Judith Stoep van het Expertisecentrum Nederlands vertelt waar je op moet letten bij het voorlezen aan kinderen met een beperking.

De Kinderboekenweek staat voor de deur en over een paar maanden starten de Nationale Voorleesdagen. Beide evenementen besteden aandacht aan voorlezen.

Judith was van 2012 tot 2016 als onderzoeker en docent verbonden aan de Leerstoel Ondersteunde Communicatie bij meervoudige handicaps (toegekend aan Prof. Dr. Hans van Balkom). Daarnaast  was zij betrokken bij de ontwikkeling van het KLIN© Atelier van Milo.

Waarom is voorlezen belangrijk?

Voor alle kinderen is het van belang dat ze al vanaf jonge leeftijd in contact komen met geschreven taal. Door dat contact leggen ze namelijk de eerste bouwstenen voor hun leesvaardigheid op latere leeftijd. Dat contact kan verschillende vormen aannemen: een prentenboek dat voorgelezen wordt, reclamefolders, teksten en logo’s op verpakkingen en reclameborden die ze bekijken, maar ook voorbeelden die jonge kinderen zien in hun omgeving, zoals hun ouders, oudere broers en zussen die lezen of WhatsApp-berichten sturen.

Kinderen leren door dit schriftcontact dat je een boodschap niet alleen kunt uitspreken, maar dat je hem ook kunt vastleggen in schrift en nog eens na kunt lezen. Ze gaan het belang en de functie zien van geschreven taal. Voorlezen is een natuurlijke setting waarin je jonge kinderen dat kunt laten ervaren.

Contact maken met geschreven taal op jonge leeftijd heeft ook nog een andere functie voor kinderen die niet of nauwelijks spreken. Als  kinderen doorkrijgen dat je ook met symbolen een boodschap door kunt geven, dan kunnen ze leren om dat principe toe te passen in hun communicatie.  Ze ervaren dan dat ze met symbolen (bijvoorbeeld foto’s, verwijzers, pictogrammen of geschreven taal) ideeën en gevoelens kunnen uitwisselen, wanneer dat met spreken niet lukt .

Welke invloed heeft voorlezen op de algemene ontwikkeling van een kind?

Voorlezen bevat veel mogelijkheden om met elkaar in interactie te gaan. Omdat je samen naar een boek kijkt ben je dicht bij elkaar, zoek je afstemming, en heb je dezelfde focus. Je hebt een gespreksonderwerp waar je samen op kunt reageren, zowel de verteller als de luisteraar.  Veel onderzoek laat zien dat juist deze gesprekken tijdens het voorlezen het meeste bijdragen aan de algemene ontwikkeling van jonge kinderen. Zeker wanneer die gesprekjes gaan over de eigen ervaringen van het kind die aansluiten bij het verhaal in het boek, en als het kind de gelegenheid krijgt om zelf te communiceren (en niet alleen te luisteren naar het verhaal).

Waar moet je op letten bij interactief voorlezen?

Kinderen die spreken, kunnen vaak makkelijk zelf initiatieven nemen om te reageren op een verhaal. Bij kinderen die niet of nauwelijks praten is dat meestal niet het geval; zij hebben vaak niet de middelen om (snel) te reageren.

Als je voorleest aan kinderen met een communicatieve beperking, moet je daarom extra voorzieningen treffen, zodat ze met jou (de voorlezer) in gesprek kunnen gaan over het verhaal. Je moet ze aanknopingspunten bieden voor interactie. Daarom is het juist bij voorlezen belangrijk om ondersteunde communicatie in te zetten. Laat ook het kind zelf het tempo van voorlezen bepalen, door hem of haar te laten aangeven wanneer de volgende bladzijde aan de beurt is. Selecteer daarvoor bijvoorbeeld boeken met gelamineerde bladzijden, zodat het kind zelf de bladzijden kan omslaan, of gebruik een spraakknop waarop je de boodschap ‘volgende bladzijde’ hebt ingesproken.

Wat is geschikt materiaal voor kinderen die niet of nauwelijks praten?

Het verhaal dat je voorleest, moet aansprekend zijn voor je kind. Het heeft bijvoorbeeld iets te maken met de onderwerpen die je kind in zijn of haar eigen leven tegenkomt. Met een VSD, PODD, Etranraam of een symbolenset op een spraakcomputer die woorden uit het verhaal bevat, kan je kind de aandacht vestigen op een onderwerp waar hij of zij graag over wil praten. Met concrete voorwerpen en figuren die in het verhaal voorkomen kan hij of zij onderdelen van het verhaal naspelen. Foto’s van eigen belevenissen ondersteunen je kind om zijn eigen verhaal te verbinden aan het verhaal dat voorgelezen wordt. Je kunt ook, ter afwisseling van het zelf voorlezen van het verhaal, een multimediaversie van hetzelfde verhaal gebruiken. Dat kan een app zijn, waarin het verhaal geanimeerd wordt weergegeven (die zijn er van een heel aantal boeken), maar je kunt ook de platen van een prentenboek inscannen en op een tablet laten zien. Zo kan je kind in zijn eigen tempo het boek verkennen.

Tot slot ...

Leg tijdens het voorlezen het gespreksinitiatief bij je kind en creëer spreekruimte. Bijvoorbeeld door stiltes te laten vallen tijdens het voorlezen om bij je kind een reactie te ontlokken. Het is ook belangrijk om een verhaal meerdere keren voor te lezen, zodat je zoon of dochter de verschillende betekenislagen in het verhaal steeds beter gaat begrijpen, zich in kan leven en beter kan deelnemen aan de voorleesinteractie.

Het boek is ‘slechts’ de aanleiding om met elkaar in interactie te gaan. Laat de eigen verhalen van je kind naar boven komen; daar draait het om bij interactief voorlezen. Realiseer je dat de communicatievormen die door de dag heen gebruikt worden, zeker bij het voorlezen beschikbaar moeten zijn voor jou en je kind om ook in deze situatie de interactie mogelijk te maken.

Gerelateerde Berichten